About Me
Bonjour tout le monde!
Dag beste lezers. Welkom op mijn blog! Als je opzoek bent naar diepgaande blogstukjes over actualiteit in Pakistan dan bent u aan het verkeerde adres. Hier schrijf ik al mijn onzin, geef tips, misschien zelfs een klein beetje actualiteit. Als dit enige interesse wekt moet u zeker mijn blog volgen. Veel leesplezier!
Ik stel mij ook even voor.
1) Muziekliefhebber en "muzikant"
2) Dromer
3) Filmfanaat
4) Schrijver (die had je niet zien aankomen hé)
5) Reiziger
Ik stel mij ook even voor.
1) Muziekliefhebber en "muzikant"
2) Dromer
3) Filmfanaat
4) Schrijver (die had je niet zien aankomen hé)
5) Reiziger
Blog Archive
- 2013 (1)
- 2012 (29)
- 2011 (106)
-
2010
(134)
- december(6)
- november(9)
- oktober(11)
- september(11)
- augustus(22)
- juli(23)
- juni(17)
- mei(8)
-
april(15)
- Mijn USB speelt graag verstoppertje
- Roboman
- De verloedering der placemats
- Groucho Marx
- Het rolletje in mijn camera geraakt maar niet op !
- Songwriter
- 2 druppels water
- Hans Teeuwen & The Painkillers @ Vooruit
- Frank Boeijen @ Vooruit
- Een ode aan muziekfoto's
- Schuilt er zowaar een pianovirtuoos in mij?
- 5 Memorabele films
- Jimi & The Marmelade Sky Band
- Een Buitenkans
- Paasvakantie
- maart(8)
- februari(4)
Blog Archive
-
▼
2010
(134)
-
▼
april
(15)
- Mijn USB speelt graag verstoppertje
- Roboman
- De verloedering der placemats
- Groucho Marx
- Het rolletje in mijn camera geraakt maar niet op !
- Songwriter
- 2 druppels water
- Hans Teeuwen & The Painkillers @ Vooruit
- Frank Boeijen @ Vooruit
- Een ode aan muziekfoto's
- Schuilt er zowaar een pianovirtuoos in mij?
- 5 Memorabele films
- Jimi & The Marmelade Sky Band
- Een Buitenkans
- Paasvakantie
-
▼
april
(15)
Pagina's
Blogs die mij kunnen bekoren
Mogelijk gemaakt door Blogger.
Volgers
Labels
- 3D (4)
- 50s en 60s (10)
- Alice In Wonderland (3)
- Alle gekheid op een stokje (9)
- Amsterdam (2)
- Black Dub (5)
- Bloggen (16)
- Bob Marley (1)
- Boudewijn De Groot (2)
- Buurman (4)
- Cabaret (4)
- Cactus Festival (1)
- Capitole Gent (3)
- Cartoon (1)
- Charlie Chaplin (3)
- Chico Marx (2)
- Chris Whitley (2)
- Concerten (22)
- Courteney Cox (3)
- Dakota Fanning (1)
- Damien Rice (2)
- De giftige pen van Arsène Bromput (4)
- Denzel Washington (1)
- Disney (4)
- Eddie Vedder (7)
- Edgar Allen Poe (1)
- Emile Hirsch (2)
- Eten en Drinken (2)
- Film (43)
- Fotografie (13)
- Frank Boeijen (3)
- Friends (6)
- Gabriel Rios (1)
- Gedicht (8)
- Genste Feesten (1)
- Gent (24)
- Gent Jazz (4)
- Grace Kelly (5)
- Groucho Marx (4)
- Handelsbeurs (5)
- Hans Teeuwen (5)
- Hans Teeuwen and The Painkillers (1)
- Harpo Marx (2)
- Harry Potter (3)
- Heath Ledger (2)
- Helena Bonham Carter (3)
- Humor (15)
- Humphrey Bogart (4)
- Into The Wild (2)
- Itunes (1)
- Jack White (1)
- Jacques Brel (3)
- Jennifer Aniston (3)
- Jimi Hendrix (2)
- Joanna Newsom (1)
- Joe Bonamassa (1)
- Johnny Cash (1)
- Johnny Depp (5)
- Kleinkunst (12)
- Kommil Foo (2)
- Kunst (4)
- Kurt Cobain (2)
- Last.fm (6)
- Laura Marling (2)
- Lauren Bacall (5)
- Let's try it in English (3)
- Lewis Carroll (3)
- Lijsten (12)
- Literatuur (20)
- London (9)
- Man On Fire (1)
- Marina and The Diamonds (2)
- Muziek (113)
- Natuur (8)
- Natuurramp (1)
- Nick Drake (2)
- Nirvana (1)
- NTG (1)
- Oasis (2)
- Onnozel geleuter (6)
- Op stap met Klaas Vaak (2)
- Oscar Wilde (1)
- PC (9)
- Pearl Jam (8)
- Pietje De Dood (8)
- Pixar (1)
- Queen (3)
- Quentin Tarantino (2)
- Quotes (6)
- Rafael Nadal (5)
- Recensie (28)
- Regina Spektor (1)
- Reizen (9)
- Réné Magritte (1)
- Reservoir Dogs (2)
- Roland Smeenk (1)
- S. Carmiggelt (1)
- School (25)
- Selah Sue (1)
- Series (1)
- Shirley Maclaine (5)
- Spanje (4)
- Stevie Ray Vaughan (1)
- Sweeney Todd (1)
- Teeuwen en Smeenk (2)
- Tennis (4)
- The Beatles (1)
- The Dark Knight (2)
- The Marx Brothers (4)
- Tim Burton (5)
- Tindersticks (2)
- Tom Waits (2)
- Tori Amos (2)
- Trixie Whitley (10)
- Tv (9)
- Verhaaltje (5)
- Vincent Price (2)
- voetbal (7)
- Vooruit Gent (3)
- Wallpapers (1)
- Wim De Craene (2)
- Wimbledon (2)
- WK 2010 (1)
- Youtube (66)
Bezoekers
maandag 5 april 2010
Een Buitenkans
Laatst kreeg ik de opdracht op school een einde te schrijven voor een kortverhaal. We kregen het begin van het verhaal en we mochten zelf een einde verzinnen. Het moest minimum 15 lijntjes lang zijn en ik heb anderhalve pagina geschreven. Ik dacht dat we het in de klas gewoon moesten afgeven maar toen bleek dat we het ook nog eens moesten voorlezen. Niet iedereen moest zijn verhaal voorlezen maar u raad het al ik werd er weer uitgekozen. Ik las mijn verhaal voor en toen werd het stil in de klas. Nadat ik gelezen had kreeg ik tal van positieve reacties. Ik vroeg mij nu ook af of het echt zo goed was. Hieronder vind je de originele tekst van Harry Commijs in het cursief terug. Mijn einde zal ik er dan onder zetten. Gelieve te zeggen wat je er van vond
Om even vijf uur, iets later dan anders, hoorde ze het tuinhek klapperen. Daar was hij dan eindelijk. Zittend aan de keukentafel, met haar rug naar het raam, luisterde ze naar de bekende geluiden van elke dag als hij terugkwam van de volkstuin. Ze hoefde niet te kijken om te weten wat er gebeurde. Eerst zette hij z'n fiets tegen het hek. Dan laadde hij de fietstassen uit, goedkeurend fluitend om zijn zelfgekweekte groenten. Die legde hij even op de tuintafel. Ze hoorde de schuurdeur open gaan. Z'n fiets zette hij nu in het zelfgemaakte fietsenrek. Vervolgens bleef het enkele minuten stil. Ze wist precies wat hij deed. Verborgen achter een roestig blik, vol met schroeven en moertjes die ooit nog eens nuttig konden zijn, lag zijn pakje shag. Twee jaar geleden had hij gezworen nooit meer te zullen roken. Maar ze kende z'n zwakheid: snel draaide hij nu een sigaret, zoog zijn longen vol met rook en genoot enige minuten van zijn zonde. Dan doofde hij zijn sigaret in de aarde van een bloempot en verpulverde hij de peuk boven de compostbak. Alle sporen werden uitgewist. Nu kwam hij weer naar buiten. Hij draaide de schuurdeur op slot, pakte de groenten van de tuintafel en liep naar de keukendeur. "Weer een mooie oogst vandaag", zou zijn traditionele begroeting zijn.
"Weer een mooie oogst vandaag". Hij legde twee kroppen sla op het aanrecht. "Je bent laat."
"Even blijven kletsen met de buurman op de tuin. Hij heeft bonen gezaaid maar er komt niks uit de grond." "Ga zitten", zei ze. Bram Zondervan, 72 jaar en nog vitaal genoeg om de hele dag wat om handen te hebben, schoof aan en keek een tikje ongerust naar zijn vrouw. "Er is toch niks?" vroeg hij. Hij zag dat ze nerveus was, dat ze anders dan anders reageerde. Volgend jaar zouden ze vijftig jaar getrouwd zijn; ze kenden elkaar door en door. "Is er geen koffie?" Bet, zijn vrouw stond zwijgend op en liep naar het aanrecht. "Vergeten?" Hij lachte. "Niks voor jou om te vergeten koffie te zetten." Ze zette het koffieapparaat aan en wreef zenuwachtig met haar handen
langs haar gezicht. "De buurman is dood", zei ze plompverloren. Geschrokken draaide Bram Zondervan zich om. "Je bedoelt… "Ja. Henk. De buurman." "Hoe dat zo ineens, zo plotseling…"
Ze ging weer zitten. "Hij zat in z'n stoel en ik dacht eerst dat hij sliep. Gebeurt wel vaker als ik
binnenkom, maar dan schrikt hij meestal wakker. Maar nu niet. En toen zag ik dat hij niet meer leefde." "Jij hebt hem gevonden", zei Bram verschrikt.
Bet knikte.
Twee keer per week kwam Bet Zondervan bij de buurman. Een vast ritueel. Ze deed de schaarse boodschappen die de eenzame man nodig had. Een gebaar van burenplicht waar ze niet eens meer over nadacht, want zo ging het al jaren. Henk Hasselaar woonde alleen in het kleine hoekhuisje en hij kwam nooit meer op straat. Een paar keek per week kwam er iemand van thuiszorg,
zodat hij niet zou verloederen en dan was er de stilzwijgende afspraak dat Bet zijn boodschappen deed en een oogje in het zeil hield. Deze middag was Bet op haar vaste tijd naar Albert Heijn geweest en ze fietste terug naar de buurman om de boodschappen af te leveren. Ze bereidde zich voor op de gewone gang van zaken. Ze zou de boodschappen in de keuken zetten, ze deed het wisselgeld in zijn portemonnee en ze zou even gaan zitten om te luisteren naar de bekende
verhalen die hij te vertellen had. Henk Hasselaar liep al tegen de tachtig, hij was slecht ter been en bijna altijd humeurig. Hij had nog nooit bedankt voor de boodschappen; als hij
Bet in het vizier kreeg, stak hij meteen van wal. Nooit sprak hij over zichzelf, altijd had hij het over de wereld buiten die hij alleen binnenkreeg via de televisie. Op het moment dat ze binnenkwam zat de buurman in z'n zware, versleten leunstoel met z'n wandelstok bij de hand. Het stonk er naar sigarenrook en zweet. Hasselaar zat schuin weggezakt in de stoel, z'n hoofd op de leuning en z'n mond hing een tikje open. "Hallo buurman", riep Bet terwijl ze naar de keuken liep. Ze draaide zich om toen hij niet reageerde. Meestal ontwaakte hij uit z'n hazenslaapje als ze binnenkwam, maar nu bleef hij roerloos zitten. "Hallo", riep Bet weer. Ze deed een stap dichterbij en plotseling bekroop haar het gevoel dat er iets niet in orde was. Zo roerloos zat hij. Er hing een sliert speeksel uit z'n mond en o, lieve God, zag Bet, z'n borstkas bewoog niet meer. "Buurman toch", riep ze. Ze liep naar de telefoon, maar besefte meteen dat het zinloos was, de telefoon was weken geleden afgesloten, vanwege één van de vele conflicten die Hasselaar met de buitenwereld had. Dan maar naar huis om te bellen. In het nauwe halletje voor de voordeur struikelde ze over een forse weekendtas. Een deel van dit inhoud gleed op de vloer. Verbijsterd bleef Bet Zondervan staan.
"Dus je hebt thuis de dokter gebeld", zei Bram. "En toen?" "Ik ben weer terug gegaan. De dokter was er in tien minuten. Ik heb in de hal gewacht, want ik vond het eng om alleen in die kamer te zijn met die dode man." "Tjonge", zei Bram, "'t is wat." Hij leek niet al te zeer onder de indruk te
zijn van de plotselinge dood van z'n buurman. 'Hij was oud. En een zeurpiet". Bet reageerde niet op zijn opmerking. "Het is vreemd, heel vreemd", zei ze. “'t Is niet zo vreemd dat ouwe mensen doodgaan." "Daar gaat het niet om", zei Bet. Ze stond op om koffie in te schenken. "Toen ik thuis wilde gaan bellen, struikelde ik in de hal over een weekendtas. "Bram Zondervan wachtte op een nadere verklaring. Maar Bet zei niks. Ze opende de grote keukenkast waarin alle schoonmaakspullen stonden, haalde de weekendtas er uit en zette die met enige moeite op tafel.
"Kijk maar", zei ze. Hij keek in de tas. "God zal me liefhebben!" Bram Zondervan keerde de tas om en op de keukentafel dwarrelden meer bankbiljetten dan hij ooit in zijn leven gezien had.
Bet had de tas opgepakt, de bankbiljetten die er uitgevallen waren er weer in gepropt en ze was snel naar huis gelopen. Met haar jas nog aan was ze op de bank gaan zitten, want haar hart klopte
zo onstuimig, dat ze even op adem moest komen. Er flitste van alles door haar hoofd. Een oude, zonderlinge man die zomaar ineens was doodgebleven, een tas met geld die slordig in het halletje stond en het was veel geld, zonder het te tellen wist ze dat het een klein vermogen. Wat moest ze nu doen? Ze had in een opwelling de tas opgepakt. Nu had ze een daad verricht waarvan ze de consequenties niet kon overzien. Moest ze het terug brengen? Gewoon weer neerzetten? Of moest ze er mee naar de politie? Zoveel geld! Wie zou het missen? De oude Henk Hasselaar in ieder geval niet meer. Waarom stond het geld in de hal? Had hij steeds verborgen gehouden en wilde hij er nu iets mee? Hoe kon het dat hij zoveel geld had! Ze wist niet beter of hij kreeg elke
maand zijn AOW en een klein pensioentje. Toch, je hoorde die verhalen wel vaker, mensen van wie je het nooit verwachtte, bleken steenrijk te zijn als ze waren overleden. Ze pakte de tas op en zette die achter de schoonmaakspullen in het keukenkastje. Na nog even diep ademgehaald te hebben, belde ze de dokter.
De keukentafel lag bezaaid met bankbiljetten: vrijwel allemaal briefjes van tien, twintig en vijftig euro. Bram Zondervan sorteerde de biljetten. Zonder iets te zeggen maakte hij stapeltjes, alsof hij dat al jaren gewend was. Bet vond het een onwezenlijk gezicht. Niet alleen de groeiende stapels, maar ook de werktuiglijkheid waarmee Bram de biljetten verdeelde. “Dit is heel veel geld”, zei hij uiteindelijk, toen hij het laatste biljet van vijftig euro op een stapeltje legde. Hij wreef in z’n handen. “Nu gaan we tellen”, zei hij. Wil jij het even noteren?” Bet pakte het bloknootje waar ze normaal haar boodschappen in op schreef. Ze giechelde zenuwachtig. “Nou begin maar,” zei ze.
Op dat moment werd er aan de deur gebeld.
“Niet open doen,” snauwde Bram tegen zijn vrouw. Met twee handen begon hij razendsnel de bankbiljetten terug te vegen in de tas. Bet was naar het raam gelopen en ze gluurde door de luxaflex naar buiten. “Er staat politie voor de deur,” zei ze paniekerig. “O lieve God, ze weten het
natuurlijk.” “Kalm nou,” zei Bram. Hij ritste de tas dicht en duwde die uit het zicht, achter een fauteuil. Opnieuw ging de deurbel. “Wat moeten we doen? Wat moeten we doen?” jammerde Bet, “We kunnen ze niet laten staan, ze komen vast weer terug.” “Doe nu maar open,” zei Bram kalm. Trillend over haar hele lijf liep ze naar de deur. Twee politiemensen, een man en een vrouw, vulden ineens de kamer. “Sorry dat we u lastig vallen,” zei de vrouwelijke agent, “maar we willen even wat vragen.” “Gaat u zitten,” zei Bet. Ze probeerde de paniek te bedwingen, zo gewoon mogelijk te doen. De agenten namen plaats op de bank. “Als we het goed hebben,” zei de jonge agent, terwijl hij door zijn notitieboekje bladerde, “was u vanmiddag in het huis van mijnheer Hasselaar.” Hij keek naar Bet en glimlachte vriendelijk. Ze knikte. “Ik doe altijd de boodschappen en nou vanmiddag…” ze hapte naar adem. “Ik snap het mevrouw,” zei de agent, “ ’t Is nooit leuk om iemand dood aan te treffen in zijn huis.” “Hoe laat was het dat u de boodschappen bracht?” vroeg de andere agent. Ze had haar hoedje afgedaan en dankzij de blonde krullen die daar onder vandaan kwamen, leek ze een stuk minder bedreigend. “Een uur of drie,” zei Bet. “Weet u,” de agente aarzelde even, “Mijnheer Hasselaar is niet zomaar dood gegaan. Hij is vermoord.” Het bleef even doodstil in de kamer. Bet voelde dat haar wangen gloeiden. Ze kon geen woord uitbrengen. De andere agent keek haar even aan en zei: “Weest u gerust mevrouw. We verdenken u nergens van. We hebben de dader namelijk al.” De agente nam het weer over. “Een beetje triest eigenlijk,” zei ze. “Mijnheer is vermoord door zijn eigen kleinzoon. Een goede bekende van ons, overigens. Hij heeft gisterenmorgen een supermarkt overvallen en is op de vlucht geslagen met de buit. We hadden hem in het vizier, maar hij wist te ontkomen. Zoals nu blijkt is hij naar het huis van zijn opa gevlucht, om zich daar te verstoppen.” Ze keek naar Bet. “Maar zijn opa wilde hem niet binnen laten. Hij was blijkbaar niet zo dol op zijn kleinzoon.”
Bet zat kaarsrecht op haar stoel. Ze voelde de ogen van Bram in haar rug branden. “Hij heeft de keukendeur geforceerd,” zei de agente, “En is hij dus toch binnengekomen. Maar zijn opa wilde dat hij onmiddellijk wegging, hij schijnt hem zelfs geslagen te hebben met zijn wandelstok. Toen is onze jongeman door het lint gegaan en heeft hij de oude man de keel dicht geknepen.” “Je gelooft het toch niet,” kon Bet uitbrengen. “Hij gelooft het eigenlijk zelf nog niet,” zei de andere agent. “Hij heeft zich eind van de middag zelf gemeld bij ons.” Er viel opnieuw een stilte.
“We moeten u nog iets vragen, mevrouw,” zei de agente. “Deze jongeman beweert dat hij de buit van de overval heeft achtergelaten in het huis van zijn opa. Dus u snapt het wel: hebt u iets gevonden? Een tas met geld?” Bet voelde de ogen van Bram in haar rug. Ze zag de vragende blikken van de agenten. “Nee,” zei ze. Haar hart ging als een razende tekeer. De agenten knikten.
“Dat dachten we wel. Dit is een heel slim jongetje. Hij wist dat we hem vandaag of morgen op zouden pakken. En toen hij zijn opa om het leven heeft gebracht wist hij natuurlijk ook dat zijn buit daar niet meer veilig was. Hij heeft tijd genoeg gehad om zijn buit ergens anders te verstoppen.” Ze stonden op. De agente haalde een visitekaartje uit haar borstzak en gaf
het aan Bet. “Als u nog iets wil weten, of als u ons nog wat wil vertellen, bel me gerust,”
zei ze. “Dank u,” zei Bet. Toen ze verdwenen waren deed Bet meteen de deur op het nachtslot.
“We moeten dat geld teruggeven,” zei ze tegen Bram die nog steeds zwijgend aan tafel zat. “We komen in de grootste problemen. Denk jij dat ze ons geloven? Morgen staan ze vast weer voor de deur.” Ze drentelde zenuwachtig naar de keuken, zonder te weten wat ze daar moest doen. “Rustig nou maar,” zei Bram. “Ga nou even zitten.” Bet pakte het visitekaartje van de agente en legde het naast de telefoon. “Morgenochtend zal ik bellen.” “We bellen helemaal niet,” zei Bram resoluut. “We moeten er alleen voor zorgen dat het geld het huis uit is.” Bet staarde hem aan. “Jij wilt dat geld houden? Het is gestolen geld! We draaien de gevangenis in!” “Zo’n vaart zal het niet lopen,” zei Bram. “Als we maar rustig blijven en het verstandig aanpakken.” “We kunnen dat geld niet houden,” fluisterde ze, “dat kan toch niet?” Alles wat er vandaag gebeurde en gebeurd was spookte door haar hoofd. Ze kon niet meer helder denken. De dood van de buurman, de tas met geld, maar zeker ook de verbazingwekkende koelbloedigheid van Bram, dat alles bracht haar hevig van haar stuk. “Wat was ook weer je allerliefste wens?” vroeg Bram. Ze zweeg. “Nou?” drong Bram aan. “Je wilt toch zo graag op bezoek bij je zus in Australië?” Bet sloeg haar handen voor haar gezicht en barstte in snikken uit.
Bram had het geld overgeheveld in twee stevige vuilniszakken. Ze pasten maar net in de fietstassen. “We wachten tot het helemaal donker is,” zei hij. “Dan fietsen we rustig
naar de tuin.” Bet liet het allemaal gebeuren. Ze had niet meer tegengesputterd toen
Bram zei dat ze nooit meer zo’n buitenkans zouden krijgen. En dat die supermarkt waar dat geld vandaan kwam, goed verzekerd was. Hij had uitgelegd wat hij van plan was. Achter de schuur in de volkstuin was nog een braakliggend stukje grond. Daar zouden ze het geld begraven. Tijdelijk, natuurlijk. Tot alle aandacht rond deze affaire was verflauwd. In de schuur lag nog een stuk landbouwplastic, dat zou het geld wel een paar weken droog houden. En als de kust veilig genoeg was, zouden ze dat geld wel eens op hun gemak gaan tellen. Simpel plan, meende Bram. Rond half tien achtte hij het donker genoeg en stapten ze op de fiets. “Ik graaf die kuil wel,” zei Bram. “En jij moet maar een beetje op de uitkijk staan.” Hij lachte. Voor het eerst, dacht Bet, deden ze iets wat eigenlijk een misdaad was.
Wat de politie niet wist is dat Eduardo, de kleinzoon van Hasselaar, een kompaan had. Zijn kompaan heet Leodolf. Leodolf is de zoon van Bram en Bet. Er was een zekere rolverdeling tussen de twee. Leodolf was het brein terwijl Eduardo eerder de uitvoerder was. Dit bleek ook tijdens de overval. Tijdens de overval wachtte hij in de vluchtauto. Leodolf had een masker opgezet maar Eduardo niet. Tot overmaat van ramp bestolen de twee de winkel waar Janneman, de andere zoon van Bet en Bram, werkte te overvallen.
Toen Leodolf het nieuws vernam dat Eduardo was opgepakt voor moord en zijn bloedeigen moeder het lijk had ontdekt besloot hij daar eens te informeren. Hij had één probleem. Janneman had hem gezien. Hij moest er voor zorgen dat zijn broer niet ging klikken. Hij besloot hem met een bezoekje te vereren. Toen Janneman de voordeur open deed en zijn broer zag staan gooide hij de deur weer dicht en rende naar de telefoon. Leodolf beukte de deur in. Hij kon hem makkelijk overmeesteren. Hij bond hem vast en gooide hem in de kleerkast. Toen ging hij naar zijn ouders.
Bet en Bram wisten nog van niets. Toen ze de bel hoorden dachten ze dat het weer de politie was. Maar tot hun eigen verbazing was het Leodolf die voor de deur stond. Hij vroeg wat er gebeurd was. Bet vertelde het relaas. Ze besloten hem ook te vertellen waar het geld verstopt lag. Toen werd er weer op de deur geklopt. Bet ging open doen. Janneman stond voor de deur.
Toen Leodolf was weggegaan uit het appartement van Janneman werd hij al snel bevrijd. Hij had die avond afgesproken met Guust. Guust was een oude kameraad van hem en tevens politieman. Hij zag dat de deur geforceerd was en ging op inspectie in het huis. Janneman hoorde iets in de woonkamer en probeerde geluid te maken. Zo werd hij gevonden door Guust. Janneman vertelde zijn verhaal toen aan Guust.
Bet en Janneman wandelden de woonkamer binnen. Leodolf trok lijkbleek weg toen hij zijn broer zag binnenwandelen. Hij begon te zweten en te stotteren. “Wat is er?” vroeg Bet. Niets zei Leodolf.” Er is wel iets!” zei Janneman. Hij daar heeft de winkel waar ik werk overvallen! Hij deed het samen met Eduardo Hasselaar. Bet kon het niet meer aan en viel flauw. Janneman en Bram schoten haar ter hulp. Hier maakte Leodolf handig gebruik van om te ontsnappen. Hij wist echter niet dat het huis omsingeld was door de politie. Voor Janneman naar hier kwam had Guust het hele politiekorps opgetrommeld. Leodolf riep recht in de armen van politie.
Ondertussen hadden Bram en Janneman een ambulance opgebeld. De ambulance was snel ter plaatsen en kon Bet naar het ziekenhuis brengen. Leodolf werd naar het politiebureau gebracht waar ook Eduardo verbleef.
Na een kort verblijf in het ziekenhuis was Bet weer aan betere hand. Een paar dagen later kwam het proces van Leodolf voor. Het gezin had besloten collectief tegen hem te getuigen. Toen ze aankwamen in het gerechtsgebouw was het één grote chaos. Iemand van het gerechtsgebouw kwam naar hen toegelopen. Hij zei dat de truck die Eduardo en Leodolf naar hier moest brengen was gecrasht. Van de inzittenden heeft er maar één iemand het ongeval overleefd. Meer weten we nog niet.
De GSM van de man ging. Het gesprek duurde nog minder dan een minuut. Een van de gangster is ontsnapt. Maar we weten niet wie. Bet viel weer flauw en stootte haar hoofd hard tegen de koude vloer van het gerechtsgebouw. Er kwam een beetje bloed op de vloer. Bram hield zijn vrouw vast terwijl Janneman een ambulance ging bellen. Alle hulp lijkt te laat.
Om even vijf uur, iets later dan anders, hoorde ze het tuinhek klapperen. Daar was hij dan eindelijk. Zittend aan de keukentafel, met haar rug naar het raam, luisterde ze naar de bekende geluiden van elke dag als hij terugkwam van de volkstuin. Ze hoefde niet te kijken om te weten wat er gebeurde. Eerst zette hij z'n fiets tegen het hek. Dan laadde hij de fietstassen uit, goedkeurend fluitend om zijn zelfgekweekte groenten. Die legde hij even op de tuintafel. Ze hoorde de schuurdeur open gaan. Z'n fiets zette hij nu in het zelfgemaakte fietsenrek. Vervolgens bleef het enkele minuten stil. Ze wist precies wat hij deed. Verborgen achter een roestig blik, vol met schroeven en moertjes die ooit nog eens nuttig konden zijn, lag zijn pakje shag. Twee jaar geleden had hij gezworen nooit meer te zullen roken. Maar ze kende z'n zwakheid: snel draaide hij nu een sigaret, zoog zijn longen vol met rook en genoot enige minuten van zijn zonde. Dan doofde hij zijn sigaret in de aarde van een bloempot en verpulverde hij de peuk boven de compostbak. Alle sporen werden uitgewist. Nu kwam hij weer naar buiten. Hij draaide de schuurdeur op slot, pakte de groenten van de tuintafel en liep naar de keukendeur. "Weer een mooie oogst vandaag", zou zijn traditionele begroeting zijn.
"Weer een mooie oogst vandaag". Hij legde twee kroppen sla op het aanrecht. "Je bent laat."
"Even blijven kletsen met de buurman op de tuin. Hij heeft bonen gezaaid maar er komt niks uit de grond." "Ga zitten", zei ze. Bram Zondervan, 72 jaar en nog vitaal genoeg om de hele dag wat om handen te hebben, schoof aan en keek een tikje ongerust naar zijn vrouw. "Er is toch niks?" vroeg hij. Hij zag dat ze nerveus was, dat ze anders dan anders reageerde. Volgend jaar zouden ze vijftig jaar getrouwd zijn; ze kenden elkaar door en door. "Is er geen koffie?" Bet, zijn vrouw stond zwijgend op en liep naar het aanrecht. "Vergeten?" Hij lachte. "Niks voor jou om te vergeten koffie te zetten." Ze zette het koffieapparaat aan en wreef zenuwachtig met haar handen
langs haar gezicht. "De buurman is dood", zei ze plompverloren. Geschrokken draaide Bram Zondervan zich om. "Je bedoelt… "Ja. Henk. De buurman." "Hoe dat zo ineens, zo plotseling…"
Ze ging weer zitten. "Hij zat in z'n stoel en ik dacht eerst dat hij sliep. Gebeurt wel vaker als ik
binnenkom, maar dan schrikt hij meestal wakker. Maar nu niet. En toen zag ik dat hij niet meer leefde." "Jij hebt hem gevonden", zei Bram verschrikt.
Bet knikte.
Twee keer per week kwam Bet Zondervan bij de buurman. Een vast ritueel. Ze deed de schaarse boodschappen die de eenzame man nodig had. Een gebaar van burenplicht waar ze niet eens meer over nadacht, want zo ging het al jaren. Henk Hasselaar woonde alleen in het kleine hoekhuisje en hij kwam nooit meer op straat. Een paar keek per week kwam er iemand van thuiszorg,
zodat hij niet zou verloederen en dan was er de stilzwijgende afspraak dat Bet zijn boodschappen deed en een oogje in het zeil hield. Deze middag was Bet op haar vaste tijd naar Albert Heijn geweest en ze fietste terug naar de buurman om de boodschappen af te leveren. Ze bereidde zich voor op de gewone gang van zaken. Ze zou de boodschappen in de keuken zetten, ze deed het wisselgeld in zijn portemonnee en ze zou even gaan zitten om te luisteren naar de bekende
verhalen die hij te vertellen had. Henk Hasselaar liep al tegen de tachtig, hij was slecht ter been en bijna altijd humeurig. Hij had nog nooit bedankt voor de boodschappen; als hij
Bet in het vizier kreeg, stak hij meteen van wal. Nooit sprak hij over zichzelf, altijd had hij het over de wereld buiten die hij alleen binnenkreeg via de televisie. Op het moment dat ze binnenkwam zat de buurman in z'n zware, versleten leunstoel met z'n wandelstok bij de hand. Het stonk er naar sigarenrook en zweet. Hasselaar zat schuin weggezakt in de stoel, z'n hoofd op de leuning en z'n mond hing een tikje open. "Hallo buurman", riep Bet terwijl ze naar de keuken liep. Ze draaide zich om toen hij niet reageerde. Meestal ontwaakte hij uit z'n hazenslaapje als ze binnenkwam, maar nu bleef hij roerloos zitten. "Hallo", riep Bet weer. Ze deed een stap dichterbij en plotseling bekroop haar het gevoel dat er iets niet in orde was. Zo roerloos zat hij. Er hing een sliert speeksel uit z'n mond en o, lieve God, zag Bet, z'n borstkas bewoog niet meer. "Buurman toch", riep ze. Ze liep naar de telefoon, maar besefte meteen dat het zinloos was, de telefoon was weken geleden afgesloten, vanwege één van de vele conflicten die Hasselaar met de buitenwereld had. Dan maar naar huis om te bellen. In het nauwe halletje voor de voordeur struikelde ze over een forse weekendtas. Een deel van dit inhoud gleed op de vloer. Verbijsterd bleef Bet Zondervan staan.
"Dus je hebt thuis de dokter gebeld", zei Bram. "En toen?" "Ik ben weer terug gegaan. De dokter was er in tien minuten. Ik heb in de hal gewacht, want ik vond het eng om alleen in die kamer te zijn met die dode man." "Tjonge", zei Bram, "'t is wat." Hij leek niet al te zeer onder de indruk te
zijn van de plotselinge dood van z'n buurman. 'Hij was oud. En een zeurpiet". Bet reageerde niet op zijn opmerking. "Het is vreemd, heel vreemd", zei ze. “'t Is niet zo vreemd dat ouwe mensen doodgaan." "Daar gaat het niet om", zei Bet. Ze stond op om koffie in te schenken. "Toen ik thuis wilde gaan bellen, struikelde ik in de hal over een weekendtas. "Bram Zondervan wachtte op een nadere verklaring. Maar Bet zei niks. Ze opende de grote keukenkast waarin alle schoonmaakspullen stonden, haalde de weekendtas er uit en zette die met enige moeite op tafel.
"Kijk maar", zei ze. Hij keek in de tas. "God zal me liefhebben!" Bram Zondervan keerde de tas om en op de keukentafel dwarrelden meer bankbiljetten dan hij ooit in zijn leven gezien had.
Bet had de tas opgepakt, de bankbiljetten die er uitgevallen waren er weer in gepropt en ze was snel naar huis gelopen. Met haar jas nog aan was ze op de bank gaan zitten, want haar hart klopte
zo onstuimig, dat ze even op adem moest komen. Er flitste van alles door haar hoofd. Een oude, zonderlinge man die zomaar ineens was doodgebleven, een tas met geld die slordig in het halletje stond en het was veel geld, zonder het te tellen wist ze dat het een klein vermogen. Wat moest ze nu doen? Ze had in een opwelling de tas opgepakt. Nu had ze een daad verricht waarvan ze de consequenties niet kon overzien. Moest ze het terug brengen? Gewoon weer neerzetten? Of moest ze er mee naar de politie? Zoveel geld! Wie zou het missen? De oude Henk Hasselaar in ieder geval niet meer. Waarom stond het geld in de hal? Had hij steeds verborgen gehouden en wilde hij er nu iets mee? Hoe kon het dat hij zoveel geld had! Ze wist niet beter of hij kreeg elke
maand zijn AOW en een klein pensioentje. Toch, je hoorde die verhalen wel vaker, mensen van wie je het nooit verwachtte, bleken steenrijk te zijn als ze waren overleden. Ze pakte de tas op en zette die achter de schoonmaakspullen in het keukenkastje. Na nog even diep ademgehaald te hebben, belde ze de dokter.
De keukentafel lag bezaaid met bankbiljetten: vrijwel allemaal briefjes van tien, twintig en vijftig euro. Bram Zondervan sorteerde de biljetten. Zonder iets te zeggen maakte hij stapeltjes, alsof hij dat al jaren gewend was. Bet vond het een onwezenlijk gezicht. Niet alleen de groeiende stapels, maar ook de werktuiglijkheid waarmee Bram de biljetten verdeelde. “Dit is heel veel geld”, zei hij uiteindelijk, toen hij het laatste biljet van vijftig euro op een stapeltje legde. Hij wreef in z’n handen. “Nu gaan we tellen”, zei hij. Wil jij het even noteren?” Bet pakte het bloknootje waar ze normaal haar boodschappen in op schreef. Ze giechelde zenuwachtig. “Nou begin maar,” zei ze.
Op dat moment werd er aan de deur gebeld.
“Niet open doen,” snauwde Bram tegen zijn vrouw. Met twee handen begon hij razendsnel de bankbiljetten terug te vegen in de tas. Bet was naar het raam gelopen en ze gluurde door de luxaflex naar buiten. “Er staat politie voor de deur,” zei ze paniekerig. “O lieve God, ze weten het
natuurlijk.” “Kalm nou,” zei Bram. Hij ritste de tas dicht en duwde die uit het zicht, achter een fauteuil. Opnieuw ging de deurbel. “Wat moeten we doen? Wat moeten we doen?” jammerde Bet, “We kunnen ze niet laten staan, ze komen vast weer terug.” “Doe nu maar open,” zei Bram kalm. Trillend over haar hele lijf liep ze naar de deur. Twee politiemensen, een man en een vrouw, vulden ineens de kamer. “Sorry dat we u lastig vallen,” zei de vrouwelijke agent, “maar we willen even wat vragen.” “Gaat u zitten,” zei Bet. Ze probeerde de paniek te bedwingen, zo gewoon mogelijk te doen. De agenten namen plaats op de bank. “Als we het goed hebben,” zei de jonge agent, terwijl hij door zijn notitieboekje bladerde, “was u vanmiddag in het huis van mijnheer Hasselaar.” Hij keek naar Bet en glimlachte vriendelijk. Ze knikte. “Ik doe altijd de boodschappen en nou vanmiddag…” ze hapte naar adem. “Ik snap het mevrouw,” zei de agent, “ ’t Is nooit leuk om iemand dood aan te treffen in zijn huis.” “Hoe laat was het dat u de boodschappen bracht?” vroeg de andere agent. Ze had haar hoedje afgedaan en dankzij de blonde krullen die daar onder vandaan kwamen, leek ze een stuk minder bedreigend. “Een uur of drie,” zei Bet. “Weet u,” de agente aarzelde even, “Mijnheer Hasselaar is niet zomaar dood gegaan. Hij is vermoord.” Het bleef even doodstil in de kamer. Bet voelde dat haar wangen gloeiden. Ze kon geen woord uitbrengen. De andere agent keek haar even aan en zei: “Weest u gerust mevrouw. We verdenken u nergens van. We hebben de dader namelijk al.” De agente nam het weer over. “Een beetje triest eigenlijk,” zei ze. “Mijnheer is vermoord door zijn eigen kleinzoon. Een goede bekende van ons, overigens. Hij heeft gisterenmorgen een supermarkt overvallen en is op de vlucht geslagen met de buit. We hadden hem in het vizier, maar hij wist te ontkomen. Zoals nu blijkt is hij naar het huis van zijn opa gevlucht, om zich daar te verstoppen.” Ze keek naar Bet. “Maar zijn opa wilde hem niet binnen laten. Hij was blijkbaar niet zo dol op zijn kleinzoon.”
Bet zat kaarsrecht op haar stoel. Ze voelde de ogen van Bram in haar rug branden. “Hij heeft de keukendeur geforceerd,” zei de agente, “En is hij dus toch binnengekomen. Maar zijn opa wilde dat hij onmiddellijk wegging, hij schijnt hem zelfs geslagen te hebben met zijn wandelstok. Toen is onze jongeman door het lint gegaan en heeft hij de oude man de keel dicht geknepen.” “Je gelooft het toch niet,” kon Bet uitbrengen. “Hij gelooft het eigenlijk zelf nog niet,” zei de andere agent. “Hij heeft zich eind van de middag zelf gemeld bij ons.” Er viel opnieuw een stilte.
“We moeten u nog iets vragen, mevrouw,” zei de agente. “Deze jongeman beweert dat hij de buit van de overval heeft achtergelaten in het huis van zijn opa. Dus u snapt het wel: hebt u iets gevonden? Een tas met geld?” Bet voelde de ogen van Bram in haar rug. Ze zag de vragende blikken van de agenten. “Nee,” zei ze. Haar hart ging als een razende tekeer. De agenten knikten.
“Dat dachten we wel. Dit is een heel slim jongetje. Hij wist dat we hem vandaag of morgen op zouden pakken. En toen hij zijn opa om het leven heeft gebracht wist hij natuurlijk ook dat zijn buit daar niet meer veilig was. Hij heeft tijd genoeg gehad om zijn buit ergens anders te verstoppen.” Ze stonden op. De agente haalde een visitekaartje uit haar borstzak en gaf
het aan Bet. “Als u nog iets wil weten, of als u ons nog wat wil vertellen, bel me gerust,”
zei ze. “Dank u,” zei Bet. Toen ze verdwenen waren deed Bet meteen de deur op het nachtslot.
“We moeten dat geld teruggeven,” zei ze tegen Bram die nog steeds zwijgend aan tafel zat. “We komen in de grootste problemen. Denk jij dat ze ons geloven? Morgen staan ze vast weer voor de deur.” Ze drentelde zenuwachtig naar de keuken, zonder te weten wat ze daar moest doen. “Rustig nou maar,” zei Bram. “Ga nou even zitten.” Bet pakte het visitekaartje van de agente en legde het naast de telefoon. “Morgenochtend zal ik bellen.” “We bellen helemaal niet,” zei Bram resoluut. “We moeten er alleen voor zorgen dat het geld het huis uit is.” Bet staarde hem aan. “Jij wilt dat geld houden? Het is gestolen geld! We draaien de gevangenis in!” “Zo’n vaart zal het niet lopen,” zei Bram. “Als we maar rustig blijven en het verstandig aanpakken.” “We kunnen dat geld niet houden,” fluisterde ze, “dat kan toch niet?” Alles wat er vandaag gebeurde en gebeurd was spookte door haar hoofd. Ze kon niet meer helder denken. De dood van de buurman, de tas met geld, maar zeker ook de verbazingwekkende koelbloedigheid van Bram, dat alles bracht haar hevig van haar stuk. “Wat was ook weer je allerliefste wens?” vroeg Bram. Ze zweeg. “Nou?” drong Bram aan. “Je wilt toch zo graag op bezoek bij je zus in Australië?” Bet sloeg haar handen voor haar gezicht en barstte in snikken uit.
Bram had het geld overgeheveld in twee stevige vuilniszakken. Ze pasten maar net in de fietstassen. “We wachten tot het helemaal donker is,” zei hij. “Dan fietsen we rustig
naar de tuin.” Bet liet het allemaal gebeuren. Ze had niet meer tegengesputterd toen
Bram zei dat ze nooit meer zo’n buitenkans zouden krijgen. En dat die supermarkt waar dat geld vandaan kwam, goed verzekerd was. Hij had uitgelegd wat hij van plan was. Achter de schuur in de volkstuin was nog een braakliggend stukje grond. Daar zouden ze het geld begraven. Tijdelijk, natuurlijk. Tot alle aandacht rond deze affaire was verflauwd. In de schuur lag nog een stuk landbouwplastic, dat zou het geld wel een paar weken droog houden. En als de kust veilig genoeg was, zouden ze dat geld wel eens op hun gemak gaan tellen. Simpel plan, meende Bram. Rond half tien achtte hij het donker genoeg en stapten ze op de fiets. “Ik graaf die kuil wel,” zei Bram. “En jij moet maar een beetje op de uitkijk staan.” Hij lachte. Voor het eerst, dacht Bet, deden ze iets wat eigenlijk een misdaad was.
Wat de politie niet wist is dat Eduardo, de kleinzoon van Hasselaar, een kompaan had. Zijn kompaan heet Leodolf. Leodolf is de zoon van Bram en Bet. Er was een zekere rolverdeling tussen de twee. Leodolf was het brein terwijl Eduardo eerder de uitvoerder was. Dit bleek ook tijdens de overval. Tijdens de overval wachtte hij in de vluchtauto. Leodolf had een masker opgezet maar Eduardo niet. Tot overmaat van ramp bestolen de twee de winkel waar Janneman, de andere zoon van Bet en Bram, werkte te overvallen.
Toen Leodolf het nieuws vernam dat Eduardo was opgepakt voor moord en zijn bloedeigen moeder het lijk had ontdekt besloot hij daar eens te informeren. Hij had één probleem. Janneman had hem gezien. Hij moest er voor zorgen dat zijn broer niet ging klikken. Hij besloot hem met een bezoekje te vereren. Toen Janneman de voordeur open deed en zijn broer zag staan gooide hij de deur weer dicht en rende naar de telefoon. Leodolf beukte de deur in. Hij kon hem makkelijk overmeesteren. Hij bond hem vast en gooide hem in de kleerkast. Toen ging hij naar zijn ouders.
Bet en Bram wisten nog van niets. Toen ze de bel hoorden dachten ze dat het weer de politie was. Maar tot hun eigen verbazing was het Leodolf die voor de deur stond. Hij vroeg wat er gebeurd was. Bet vertelde het relaas. Ze besloten hem ook te vertellen waar het geld verstopt lag. Toen werd er weer op de deur geklopt. Bet ging open doen. Janneman stond voor de deur.
Toen Leodolf was weggegaan uit het appartement van Janneman werd hij al snel bevrijd. Hij had die avond afgesproken met Guust. Guust was een oude kameraad van hem en tevens politieman. Hij zag dat de deur geforceerd was en ging op inspectie in het huis. Janneman hoorde iets in de woonkamer en probeerde geluid te maken. Zo werd hij gevonden door Guust. Janneman vertelde zijn verhaal toen aan Guust.
Bet en Janneman wandelden de woonkamer binnen. Leodolf trok lijkbleek weg toen hij zijn broer zag binnenwandelen. Hij begon te zweten en te stotteren. “Wat is er?” vroeg Bet. Niets zei Leodolf.” Er is wel iets!” zei Janneman. Hij daar heeft de winkel waar ik werk overvallen! Hij deed het samen met Eduardo Hasselaar. Bet kon het niet meer aan en viel flauw. Janneman en Bram schoten haar ter hulp. Hier maakte Leodolf handig gebruik van om te ontsnappen. Hij wist echter niet dat het huis omsingeld was door de politie. Voor Janneman naar hier kwam had Guust het hele politiekorps opgetrommeld. Leodolf riep recht in de armen van politie.
Ondertussen hadden Bram en Janneman een ambulance opgebeld. De ambulance was snel ter plaatsen en kon Bet naar het ziekenhuis brengen. Leodolf werd naar het politiebureau gebracht waar ook Eduardo verbleef.
Na een kort verblijf in het ziekenhuis was Bet weer aan betere hand. Een paar dagen later kwam het proces van Leodolf voor. Het gezin had besloten collectief tegen hem te getuigen. Toen ze aankwamen in het gerechtsgebouw was het één grote chaos. Iemand van het gerechtsgebouw kwam naar hen toegelopen. Hij zei dat de truck die Eduardo en Leodolf naar hier moest brengen was gecrasht. Van de inzittenden heeft er maar één iemand het ongeval overleefd. Meer weten we nog niet.
De GSM van de man ging. Het gesprek duurde nog minder dan een minuut. Een van de gangster is ontsnapt. Maar we weten niet wie. Bet viel weer flauw en stootte haar hoofd hard tegen de koude vloer van het gerechtsgebouw. Er kwam een beetje bloed op de vloer. Bram hield zijn vrouw vast terwijl Janneman een ambulance ging bellen. Alle hulp lijkt te laat.
Labels:
Literatuur,
Verhaaltje
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
7 reacties:
valt wel mee...
bwa
Wij kregen dezelfde opdracht op school. Ik dacht dat het de bedoeling was dat er geen personages werden bij verzonnen... Maar het is wel goed gevonden ;)
ik moest op school een vervolg verzinnen en het leek eigenlijk niet op wat er hier geschreven staat ;) maar dit stuk is eigenlijk wel een beter en verrassender einde :)
Bwa.... niet zo mysterieus...
Ik kreeg ook deze opdracht op school. Jouw einde is wel leuk gevonden.
Super leuk verhaal, dat heb je goed gedaan hoor Bram
Een reactie posten